CV-installatie vullen
Staat de wijzer onder de 75 kPa (0,75 bar), dan moet de cv-installatie met water worden bijgevuld. Is de cv-installatie over meerdere verdiepingen verdeeld, dan kunnen andere drukken in de cv-installatie noodzakelijk zijn voor een goede werking van het toestel. Omdat het vul-/aftappunt erg afhankelijk is van de situatie, adviseren wij u om uw installateur uitleg te vragen over het vullen en aftappen.
Voor het vullen of bijvullen van de cv-installatie kan normaal leidingwater worden gebruikt. In uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat het leidingwater niet geschikt is om de cv-installatie te vullen (water met veel ijzer of kalk). In deze gevallen dient u zich te wenden tot uw installateur. De toevoeging van chemische middelen, zoals beschermingsmiddelen tegen bevriezing of tegen corrosie (inhibitoren), zijn niet toegestaan.
Voor u gaat vullen, moet u weten waar het vul-/aftappunt van de cv-installatie zich bevindt, vraag uw installateur om advies. Voor het vullen gaat u als volgt te werk:
- Open alle radiatorkranen
- Bevestig de vul-/aftapslang aan het vul-/aftappunt van de cv-installatie
- Bevestig de andere zijde van de vulslang op een waterkraan
- Open de vul-/aftapkraan en waterkraan langzaam en vul de cv-installatie tot de manometer op het toestel de juiste druk aangeeft
- Sluit de vul-/aftapkraan en waterkraan
- Ontlucht alle radiatoren
- Controleer nogmaals de druk die de manometer aangeeft, vul zonodig bij (als door het ontluchten de druk weer lager is geworden)
- Sluit de vul-/aftapkraan en waterkraan en verwijder de vulslang.